U bent hier
De beloofde humanitaire en militaire steun aan de peshmerga's
Op 17 februari 2016 interpelleerde ik tijdens de commissie Defensie minister Steven Vandeput over de beloofde humanitaire en militaire steun aan de Koerdische peshmergastrijders (vraag nr. 9302).
"Mijnheer de minister, ik hoop natuurlijk dat de vragen zullen kunnen worden beantwoord en niet te veel vertrouwelijke informatie zal worden verstrekt. Ik weet echter dat u op dat vlak voorzichtig bent.
In het verleden zijn er goede contacten geweest tussen België en de Koerdische overheid. In 2015 zijn er een heel reeks contacten geweest, zowel op parlementair als op ministerieel niveau. Er is in maart 2015 in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen ook een gedachtewisseling geweest. Ook is in de loop van 2015 een aantal senatoren naar Koerdistan getrokken.
Er heeft ook hier in de commissie op 27 oktober 2015 een hoorzitting plaatsgevonden, waarbij onder leiding van generaal Jafar Mustafa Ali een delegatie van Iraakse Koerden toelichting is komen geven. Zij vroeg toen ook expliciet naar ondersteuning van België op zowel humanitair en medisch als op militair vlak.
Ik heb begrepen dat er, toen de delegatie hier in het land was, ook contacten met de federale regering en met u zijn geweest.
De algemene teneur in de commissie was toen dat België moest nagaan op welke manier er ondersteuning zou kunnen komen. Dat was niet in het kader van een internationale coalitie. Dat was toen niet in het kader van het takenpakket van België in de internationale coalitie.
Wij hebben vernomen dat begin februari 2016 een regeringsbeslissing is genomen, waardoor de Koerden ondersteuning zouden kunnen krijgen.
Uit wat zou die ondersteuning kunnen bestaan? Het zou over 41 paletten en medische kits gaan, die naar Erbil zouden worden gestuurd. Ook zouden vijf Belgische militairen meewerken aan trainingsprogramma’s voor de pershmerga die door Duitsland worden georganiseerd.
Mijnheer de minister, hoe lang zullen de vijf militairen meewerken aan het Duitse trainingsprogramma? Op welke manier zullen wij meewerken aan de trainingsprogramma's? Kan het aantal militairen in de toekomst nog evolueren?
Naast humanitaire en militair ondersteunende hulp was er ook een duidelijke vraag om militairen, wapens en munitie. De regering is nog niet ingegaan op die vraag. Waarom niet?
Komt de aangeboden hulp tegemoet aan de vraag van het Kurdistan regional government? Heeft de regering reeds een reactie gekregen van die overheid?"
Antwoord van de minister:
Mijnheer Buysrogge, Defensie draagt inderdaad bij aan het Duitse trainingsprogramma met militaire lesgevers die in Duitsland verschillende specialiteiten zullen onderrichten.
Zij zullen dat vanaf het voorjaar doen. Wij hebben contact met de Duitsers omtrent de juiste planning en de juiste behoeften van hun training. Zij halen mensen binnen en trainen hen in specialiteiten die wij hebben aangeboden, zoals ontmijnen. Dat zijn zaken waarvoor wij bekend zijn.
De opleidingsprogramma's zullen ook in de toekomst het voorwerp uitmaken van een evaluatie.
De Belgische regeringsvisie is dat de Iraakse regering voldoende inclusiviteit van de diverse bevolkingsgroepen moet garanderen. Het leveren van directe militaire steun aan een bepaalde bevolkingsgroep zou daartegen kunnen ingaan. Daarom wordt ingezet op het bieden van defensieve en non-lethale steun. Dat is de reden waarom geen wapens en munitie wordt geleverd. De Koerdische overheid is vragende partij en heeft een hele shopping list, die ik ook heb gekregen, maar wij kiezen ervoor om verdedigingsmaterieel te leveren en defensief en non-lethaal te ondersteunen.
De levering van wapens en munitie is bovendien onderhevig aan wettelijke en politieke beperkingen en aan het akkoord van de Iraakse centrale regering.
Zoals gezegd, hebben de pshmerga ons onder meer verzocht om training en om de levering van medisch materiaal. De reactie van het Kurdistan regional government was er een van waardering voor de geleverde bijdrage aan zowel de training als aan de luchtcampagne."
Repliek Peter Buysrogge:
"Mijnheer de minister, dank u. Ik begrijp dat dat volledig past binnen de taakomschrijving van de internationale coalitie. Bij de peshmerga zijn ook vrouwen actief, zoals net nog ter sprake kwam. Zij zijn moedige strijders van een moedig volk dat zichzelf beschermt en dat ook een belangrijke taak op zich neemt binnen de internationale coalitie. De peshmerga hebben trouwens een grote frontlijn te verdedigen.
Ik apprecieer dat de regering binnen het wettelijke kader en de internationale mogelijkheden heeft nagegaan wat er kan. Het is goed te horen dat dat door de peshmerga wordt gewaardeerd. Dat pad kan zeker verder worden bewandeld. De peshmerga hebben een wat moeilijke relatie met de Irakese overheid en het is evident dat daarmee voorzichtig moet worden omgesprongen. Het is goed om in de mate van het mogelijke te zien wat er wel kan."
Het incident is gesloten.