U bent hier
Het strategisch plan 2030
Op woensdag 13 januari 2016 interpelleerde ik tijdens de commissie Defensie minister Steven Vandeput over het strategisch plan 2030 (vraag nr. 8154).
" (...) er wordt al geruime tijd, jarenlang zelfs, gevraagd naar een toekomstvisie voor Defensie. In het regeerakkoord werd vooropgesteld dat binnen het half jaar een plan moest worden voorgelegd. Ik geef toe dat het langer heeft geduurd. Het werk van de minister was af maar de regering heeft er wat meer tijd voor genomen. Nu is het er en het oogt volgens mij indrukwekkend. Ik feliciteer u ermee, mijnheer de minister, en dat geldt ook voor de federale regering.
Dit plan voldoet aan onze verwachtingen. In één van mijn eerste interventies in deze zaal in het Parlement klonk het dat Defensie voor mij een mean and lean fighting machine moest worden. Doen wij dit? Uit de uitleg van de minister leren wij dat dit inderdaad het geval is. De focus ligt op de inzetbaarheid van het leger en er wordt geïnvesteerd in gevechtscapaciteit, dus een mean and lean fighting machine.
Laten wij terugkeren naar de op 2 april van vorig jaar goedgekeurde resolutie nr. 988. Die kwam er na intensief werk in deze commissie, met een hele resem hoorzittingen. Beste collega’s van de oppositie, u had toen nogal wat kritiek op de resolutie en vond ze smalend weinigof nietszeggend. Naar mijn bescheiden mening wordt ze in dit strategisch plan wel degelijk tot uitvoering gebracht. Ik neem ze er even bij om u een paar punten in herinnering te brengen.
Zetten wij in op efficiënte defensie als een geloofwaardige internationale partner? Dat was één van de punten uit de resolutie. Check. Zorgen wij voor een betere verhouding tussen personeel, werking en investering? Check.
Is er een militaire programmawet en een duidelijk investeringsbudget of zijn deze op komst? Check.
Moet ik doorgaan?
Wordt er gefocust op militaire kerntaken, generatiemanagement en verjonging? Check.
Is er aandacht voor sociaal overleg? Check. Wordt er ingezet op cyber- en inlichtingendiensten? Check. Zo kan ik nog even doorgaan.
Geachte voorzitter, geachte minister, beste collega’s, onze regio en bij uitbreiding heel Europa kent veel bedreigingen. U hebt ze beschreven. Zowel vanuit het zuiden, het oosten, het noorden en misschien zelfs het westen dreigen er risico’s. De ene bedreiging is al wat zichtbaarder dan de andere. Niet alleen geografische bedreigingen, ook andere bedreigingen zoals cyberaanvallen, zijn fenomenen die wij het hoofd moeten bieden.
Daarnaast moeten wij, gelet op het risico voor aanslagen, meer dan ooit ons grondgebied en nog belangrijker, de bewoners ervan, voldoende veiligheid kunnen bieden. Terecht zet deze regering dan ook in op veiligheid. Defensie staat daarin niet op een eiland. De inlichtingendiensten, zowel de Veiligheid van de Staat als ADIV, worden versterkt. De politie krijgt extra mogelijkheden. Defensie krijgt in dit plan ook de broodnodige middelen om zich te wapenen tegen huidige en toekomstige risico’s. Dit strategisch plan voldoet daaraan.
Ik wil focussen op acht aandachtspunten voor onze fractie, mijnheer de minister.
Ten eerste, de inzetbaarheid versterken. De individuele soldaat moet worden uitgerust met de nodige apparatuur en moderne hoogtechnologische bescherming. U doet het. Er is wel een focus voor die inzetbaarheid, mijnheer De Vriendt. De minister focust op de uitbouw van een ontplooibare gevechtscapaciteit voor de verschillende dimensies. Ik denk dat dit een heel belangrijke focus is.
Ten tweede, de investeringen die daaraan gekoppeld zijn. Nee collega’s, de minister investeert niet alleen in gevechtsvliegtuigen. Het overzicht van de investeringen tussen nu en 2030 oogt indrukwekkend. De Special Forces, de fregatten, de mijnenjagers, de drones — de minister heeft het allemaal opgesomd — er wordt in geïnvesteerd.
Ten derde, de heer Dallemagne zal het graag horen, de economische return van de investeringen. Investeringen hebben een rechtstreeks belang voor het defensieapparaat, dat is evident, maar er moet een structurele return zijn voor onze economie, voor onze maatschappij. Voor ons wordt daarbij best rekening gehouden met de verschillende Gewesten. Ook dit is voor onze fractie van belang.
Ten vierde, zoals de minister benadrukte is de medische component belangrijk. Hij verwees bijvoorbeeld naar investeringen in medische evacuatie. Wie zegt dat het medische luik zomaar verdwijnt, heeft ongelijk.
Ten vijfde, er heerst een moderne bedrijfsvoering volgens de filosofie dat structuren er zijn om noden in te vullen. Dat is een belangrijk principe. Men moet de structuren aan de noden koppelen. Dit doet men door de afbouw van de overheid en door het afstoten van een aantal taken. Men streeft naar meer efficiëntie en meer rationalisering; men werkt verkokering weg. Er is een omslag van componenten naar capaciteiten en dimensies. Kortom, alle begrippen die de minister naar voren schoof, zijn belangrijk in het kader van moderne bedrijfsvoering.
Ten zesde, er wordt ingezet op inlichtingen en cyberveiligheid. Deze laatste was geen klassieke component, maar er wordt wel degelijk in geïnvesteerd. Met het vizier op 2030 zal deze component alleen maar aan belang winnen.
Ten zevende, wij worden opnieuw een geloofwaardige partner op internationaal vlak. Zoals collega De Vriendt zei, stond die positie enigszins onder druk, onder meer omdat er een onderinvestering was op het vlak van Defensie in vergelijking met andere Europese NAVOlanden. Zoals tijdens de hoorzittingen menigmaal werd bevestigd, presteerden onze Defensiemensen op internationale operaties nog steeds zeer goed. Wij doen terug mee. Wij investeren niet alleen in NAVO-verband. De minister heeft beklemtoond dat het Europese perspectief ook belangrijk is.
Ten achtste, onze militairen kunnen eindelijk terug fier zijn. Jarenlang werd er nagenoeg elke begrotingsronde fors bespaard op Defensie. Door de toegenomen terreurdreiging krijgt de militair nu terug het respect van de bevolking, omdat hij of zij zichtbaar zijn of haar nut kon bewijzen ter beveiliging van het land. Nu komt daarbij dit ambitieuze plan met toekomstperspectief. Er wordt geïnvesteerd in het bedrijf van de militair en in onze veiligheid en er bestaan mogelijkheden tot flexibele carrièreswitches. Kortom, de militair kan terug fier zijn.
Ter aanvulling van de vraag van de heer De Vriendt, heb ik nog een concrete vraag over de betrokkenheid van de vakbonden en de internationale partners. In hoeverre werd dit plan al besproken met Europa, de buurlanden, de NAVO en de vakbonden? Wat is de timing? Wat was hun reactie?
Ten slotte, uw uitnodiging, mijnheer de minister, om de commissie daarbij verder te betrekken, is evident. Ik meen, mijnheer de voorzitter, dat wij moeten ingaan op het aanbod om op een structurele manier over het plan en de vervolgplannen van gedachten te wisselen. De commissie moet er zich bij een van de volgende regelingen der werkzaamheden maar eens over buigen hoe wij dat concreet zullen aanpakken."
Het volledige antwoord van de minister kan u terugvinden in het commissieverslag via volgende link: http://www.dekamer.be/doc/CCRI/pdf/54/ic305.pdf#search="8154"